New York, Vivian Maier, 1953. Foto via.
Woensdag zou het herfst worden. Terwijl we dinsdag nog allemaal in korte broek of zomerjurkje rondliepen en klaagden over de hitte, maakten we ons woensdag op voor een matige moesson, want ja, “er kon wel 20 millimeter regen vallen!”
Ik fietste woensdagochtend naar de bibliotheek, druppels vielen in iets grotere aantallen op mijn spijkerbroek dan ik had gehoopt, maar werd gelukkig niet “zwemmen in je kleren voor je zwemdiploma B”-nat.
Aan de kapstok hing ik mijn jas naast de regenjassen van mijn collega’s.
We keken naar buiten terwijl de regen tegen de ramen sloeg en mijmerden over het mooie weer van gisteren, “terwijl het eigenlijk nog wel meeviel met de regen, op weg hiernaartoe, toch?”.
’s Middags haalde ik voor een bibliotheekproject bij de Albert Heijn op de Markt een zakje satéprikkers. Voordat ik op pad ging, tuurde ik naar buiten, speurend naar regeldruppels die op het al natte wegdek van het grote parkeerterrein zouden kunnen vallen. Het leek droog, maar ik trok toch maar mijn jas aan. Terwijl ik door de stad liep, begon het te druppelen. Toen ik langs de grote plataan voor de ingang van de supermarkt liep, werden de druppels dik en versnelde ik mijn pas. Een kwartier later – de prikkers leken onvindbaar, evenals voldoende caissières – stond ik weer buiten.
Toeristen stapten langs grote plassen, fietsers sjeesden er doorheen.
Een warme, kleffe deken viel over me heen.
Het had duidelijk even flink geregend.
Gauw trok ik mijn jas uit, vouwde ‘m tussen de hengsels van mijn tas en liep terug naar de bibliotheek.
’s Avonds stortte een enorme regenbui langs het balkon terwijl ik stond te koken. Ik bekeek tussen de spijlen van het balkonhek de tuin van de onderburen, die weer blank stond. Na het eten was de bui voorbij en stapte ik op de fiets om snel even boodschappen te doen. De spoortunnel stond niet eens blank, mensen fietsten zonder jas naar de sportschool, muziekles, naar huis. In mijn regenjas kreeg ik het al gauw warm.
Met een volle boodschappentas liep ik de supermarkt uit en voelde, net als die middag, een warme, kleffe deken over me heen vallen. Ik propte mijn regenjas naast de boodschappen in het krat en fietste zigzaggend tussen de auto’s door het parkeerterrein af.
Een intercity denderde langs. Kinderen speelden op straat. Een sportgroepje trok sprintjes om pionnen in het park.
Ik glimlachte.
De regen van die dag viel eigenlijk reuze mee, vond ik. En het was nog helemaal geen herfst.